Met het strijdgas VX is op 14 februari 2017 de halfbroer van de Noord-Koreaanse president Kim-Jong-un in Maleisië vermoord, ondanks internationale afspraken die ontwikkeling, productie en opslag van dergelijke verbindingen verbieden.
Dagenlang werd er gespeculeerd over de aanval op Kim-Jong-nam op de luchthaven van Kuala Lumpur. Wat hadden die twee vrouwen toch in zijn gezicht gewreven? Onderzoek wijst nu uit dat het ging om een chemisch strijdgas, het beruchte VX.
Vanaf dat Fritz Haber tijdens de Eerste Wereldoorlog bij Ieper chloorgas als strijdmiddel inzette, vormde gifgassen een deel van het wapenarsenaal. Na eenvoudige middelen zoals fosgeen en mosterdgas volgden meer ingewikkelde verbindingen. In de jaren vijftig stuitten onderzoekers op zoek naar efficiënte insecticiden op organofosfaatesters, verbindingen die de overdracht van signalen tussen zenuwen verstoren. Het gaat dan met name om de overdracht van signalen via acetylcholine. Ranaji Ghosh, een chemicus werkzaam bij het Britse ICI (sinds 2007 onderdeel van AkzoNobel), maakte als eerste VX, in 1955. Als insecticide was het voor de mens te gevaarlijk. Al snel daarop besefte men dat er sprake was van een efficiënt strijdgas.
In de VS is er tot 1968 meer dan duizend ton van het gifgas geproduceerd. In datzelfde jaar vond er een ongeluk plaats in Dugway, een afgelegen testgebied in de staat Utah, waar na het vrijkomen van slechts 9 kilogram VX ruim zesduizend schapen stierven. De giftigheid is afhankelijk van de vorm van besmetting, via ademhaling, huid of directe injectie. Als iemand met een lichaamsgewicht van tachtig kilogram via de huid wordt besmet met nog enkele milligrammen VX, is dat al dodelijk.
Naar verluidt heeft Saddam Hoessein eind jaren tachtig onder meer VX ingezet tegen de Koerden in het noorden van Irak, waarbij duizenden doden vielen. Een Nederlandse handelaar is veroordeeld voor het leveren van grondstoffen voor strijdgassen aan Irak. In 1993 volgde een internationaal akkoord (Chemical Weapons Convention) dat dergelijke zenuwgassen verbiedt, en dat in april 1997 van kracht werd –Noord-Korea, Egypte en Zuid-Soedan hebben het echter niet ondertekend. Hooguit 100 gram per jaar is toegestaan, of per inrichting maximaal jaarlijks 10 kilogram voor onderzoek en medische en farmaceutische doeleinden. Dat zijn enorme hoeveelheden, vergeleken met wat nodig was om Kim-Jong-nam om te brengen.
Helaas is de synthese van VX geen al te lastige klus. Mogelijk zette de Japanse terroristische beweging Aum Shinrikyō in de jaren negentig naast de stof sarin ook VX in. Nu is er dan deze geslaagde aanval met VX op een individu. Het is een goedkope, chemische variant van de meer fysische moordaanslag op een persoon met radioactief polonium, zoals in 2006 op de voormalige KGB-medewerker Alexander Litvinenko.
Dat nog steeds landen of organisaties over VX kunnen beschikken, is uiterst zorgwekkend. Zoals een ‘vuile bom’ met radioactief polonium veel mensen kan besmetten, kan een flinke hoeveelheid VX ook veel slachtoffers maken. Dat maakt dergelijke middelen beangstigend zelfs in de beperkte hoeveelheden die het internationale verdrag op chemische wapens toelaten. Zoals in de Eerste Wereldoorlog al werd ondervonden: dergelijke middelen maken geen onderscheid des persoons.