In 1815, tweehonderd jaar geleden, vindt de slag bij Waterloo plaats. Britten, Pruisen, Nederlanders en Hannovers verslaan, onder aanvoering van de hertog van Wellington en generaal Blücher, Napoleon Bonaparte. Het is een veldslag met infanterie, cavalerie en artillerie, en tienduizenden sneuvelen in het krijgsgeweld. Binnen twee dagen is de strijd beslist. Hoe anders gaat oorlog er een eeuw later aan toe.
De opmars van het Duitse leger in België en Frankrijk is in 1914 binnen enkele maanden tot stilstand gekomen en aan weerszijden van een vierhonderd kilometer lang front, met een niemandsland van soms enkele honderden meters breed, hebben zich aan de ene kant de Duitse troepen en aan de andere zijde de Britten, Canadezen en Fransen zich ingegraven. Nabij Ieper, 138 kilometer ten westen van Waterloo, waait op 22 april 1915 de wind eindelijk uit een gunstige richting. Aan het eind van de middag geeft dr. Fritz Haber (1868-1934) het signaal om ruim vijfduizend gascilinders te openen. Een geelgroene wolk verspreidt zich traag met de wind westwaarts over het niemandsland, chloorgas, en stroomt laag over de grond naar de loopgraven. Chloorgas is zwaarder dan lucht. De wolk veroorzaakt dood en verderf onder soldaten die denken dat die een aanstaande aanval moet verhullen.
Het was niet de eerste vorm van chemische oorlogvoering. De Geallieerden hadden in de Eerste Wereldoorlog al eens traangas ingezet. Niettemin luidde deze inzet van chloorgas een nieuw tijdperk in, hier was sprake van een weapon of mass destruction, dat op die 22e april meer dan duizend levens eiste.
Met de inzet van chloorgas begon een wapenwedloop, onderzoek naar effectievere gifgassen en naar betere bescherming daartegen. Verbindingen zoals fosgeen, difosgeen en, in 1917, mosterdgas volgden. Dat laatste gas kreeg de naam yperiet, naar de Franse naam voor Ieper, en was berucht vanwege de heftige irritatie van huid en ogen en blaarvorming.
Er was in eerste instantie de nodige scepsis over de werkzaamheid. Haber had slechts een enkele bevelhebber bij Ieper kunnen overtuigen om het chemische strijdmiddel in te zetten. Haber verdedigde de inzet van gifgas als een manier om de oorlog te bekorten en daarmee vele levens te besparen. Zijn echtgenote dacht daar anders over en pleegde op 2 mei zelfmoord.
Op zich hebben (machine)geweren veel meer levens geëist tijdens die Eerste Wereldoorlog dan gifgassen. Naar schatting zijn meer dan een miljoen mensen gedurende de Eerste Wereldoorlog gewond geraakt door gifgassen, en voor nog geen tien procent daarvan was dat dodelijk. De Russische legers, met ruim 40.000 dodelijke slachtoffers door gifgasaanvallen, leden er het meest onder. De angst voor gifgas was echter alom groot. Het was onberekenbaar dankzij de wispelturigheid van het weer, en de gassen zorgden voor gruwelijke beschadigingen van ogen en ademhalingswegen waaraan bij gebrek aan bescherming nauwelijks viel te ontkomen: pijn, benauwdheid, paniek. Veel overlevenden van de aanvallen kampten de rest van hun leven met ernstige gezondheidsklachten.
Honderd jaar na Ieper zijn gifgassen nog steeds niet weg te denken, ondanks het Protocol van Genève en internationale verdragen met betrekking tot chemische wapens – denk maar aan Saddam Hoeseins inzet daarvan tegen koerden in Irak, de gifaanval in de Japanse metro en, zeer recent Syrië. De jongste zoon van Fritz Haber, Ludwig (1921-2004), analyseerde als geschiedkundige de inzet van gifgas in de Eerste Wereldoorlog. In 1986 concludeerde hij dat het de Duitsers geen overwinning heeft gegeven en geen slag heeft laten winnen. De verantwoordelijkheid voor chemische oorlogvoering rustte op de schouders van zijn vader, zo stelde hij, en dat is altijd zo gebleven. Die verantwoordelijkheid overschaduwt nog steeds de toekenning van de Nobelprijs aan Fritz Haber in 1918 voor het door hem uitgevonden proces voor ammoniaksynthese, dat veel heeft betekend voor de landbouw (kunstmest).